ode aan de pootaardappel
Ik rooi je zonen en je dochters
de één robuust en bonk
en de ander peptit en rond
maar allemaal ontsproten
één voor één uit jouw grond
En terwijl ik met mijn handen
door de aarde graaf,
vind ik je koters
en dan vind ik jou
je ouwe-vrouwen-velletje,
bijna opgelost in de aarde
rimpelig en uitgeput
Jij hebt alles gegeven
alles, tot je laatste gram
en dan, op je sterfbed
lig je in mijn handen
aardig en grauw
moeder pootaardappel
deze ode is aan jou.